Sunset (2019)
Ruim drie jaar geleden verraste de Hongaarse regisseur László Nemes de filmwereld met zijn Oscarwinnende Holocaust-drama ‘Son of Saul’. De opvolger ‘Sunset’ speelt in Boedapest aan de vooravond van WO I.
Hongaarse films bereiken zelden de Nederlandse bioscopen. Naast regisseurs als Oscarwinnaar István Szabó (‘Mephisto’) en de wat minder toegankelijke Béla Tarr (‘The Turin horse’) zijn er weinig andere Hongaarse filmmakers die in ons land enige bekendheid genieten. Het succes van László Nemes’ aangrijpende drama ‘Son of Saul’ kwam dan ook als een welkome verrassing. En daarna werd vol verwachting uitgekeken naar de opvolger ‘Sunset’, die zich afspeelt in het decadente Boedapest van 1913. De centrale plaats van handeling is de chique hoedenwinkel Leiter, die wordt gerund door eigenaar Oszkár Brill (Vlad Ivanov). Op een dag staat daar een jongedame voor de deur om te solliciteren als hoedenmaakster. Het blijkt de begaafde Irisz Leiter (Juli Jakab) te zijn, de dochter van de oorspronkelijke eigenaren van de winkel.
Te veel tegelijk
Irisz is een weeskind en is voor het eerst sinds haar vroege jeugd terug in Boedapest. Ze wil eigenlijk al snel weer terug naar Wenen, maar verandert van gedachten wanneer ze van de dubieuze koetsier Gaspar (Levente Molnár) verneemt dat ze een broer heeft van wie ze het bestaan niet wist. Wanneer ze vervolgens naar die broer op zoek gaat, raakt ze verzeild in een chaotische wereld van misdaadbendes, bordelen, politiek, geweld en corruptie, waar ook Oszkár Brill en de monarchie een rol in spelen. Het begin van de film is sfeervol en overtuigend, met een ijzersterke rol van Juli Jakab, maar gaandeweg neemt de chaos toe en loopt het verhaal uit de rails. Nemes wil te veel tegelijk vertellen. Hij neemt er met 142 minuten weliswaar ruim de tijd voor, maar kan toch niet voorkomen dat de kijker het spoor bijster raakt. Hij schetst een periode vol anarchie, waarin men zich opmaakte voor de Eerste Wereldoorlog, maar komt met zoveel personages en plotlijnen dat de structuur uit het zicht verdwijnt.
Hongaarse films bereiken zelden de Nederlandse bioscopen. Naast regisseurs als Oscarwinnaar István Szabó (‘Mephisto’) en de wat minder toegankelijke Béla Tarr (‘The Turin horse’) zijn er weinig andere Hongaarse filmmakers die in ons land enige bekendheid genieten. Het succes van László Nemes’ aangrijpende drama ‘Son of Saul’ kwam dan ook als een welkome verrassing. En daarna werd vol verwachting uitgekeken naar de opvolger ‘Sunset’, die zich afspeelt in het decadente Boedapest van 1913. De centrale plaats van handeling is de chique hoedenwinkel Leiter, die wordt gerund door eigenaar Oszkár Brill (Vlad Ivanov). Op een dag staat daar een jongedame voor de deur om te solliciteren als hoedenmaakster. Het blijkt de begaafde Irisz Leiter (Juli Jakab) te zijn, de dochter van de oorspronkelijke eigenaren van de winkel.
Te veel tegelijk
Irisz is een weeskind en is voor het eerst sinds haar vroege jeugd terug in Boedapest. Ze wil eigenlijk al snel weer terug naar Wenen, maar verandert van gedachten wanneer ze van de dubieuze koetsier Gaspar (Levente Molnár) verneemt dat ze een broer heeft van wie ze het bestaan niet wist. Wanneer ze vervolgens naar die broer op zoek gaat, raakt ze verzeild in een chaotische wereld van misdaadbendes, bordelen, politiek, geweld en corruptie, waar ook Oszkár Brill en de monarchie een rol in spelen. Het begin van de film is sfeervol en overtuigend, met een ijzersterke rol van Juli Jakab, maar gaandeweg neemt de chaos toe en loopt het verhaal uit de rails. Nemes wil te veel tegelijk vertellen. Hij neemt er met 142 minuten weliswaar ruim de tijd voor, maar kan toch niet voorkomen dat de kijker het spoor bijster raakt. Hij schetst een periode vol anarchie, waarin men zich opmaakte voor de Eerste Wereldoorlog, maar komt met zoveel personages en plotlijnen dat de structuur uit het zicht verdwijnt.