TrosKompas

Tijdmachine | GT Rovers

Vader van de krantencolumn Simon Carmiggelt

 

Schrijver en journalist Simon Carmiggelt was alom bekend om zijn ‘cursiefjes’ in het dagblad Het Parool. Simon Johannes Carmiggelt werd geboren op 7 oktober 1913 in Den Haag. Na eerst als vrijwilliger bij de krant Het Vaderland gewerkt te hebben, werd hij op twintigjarige leeftijd als jongste verslaggever bij ‘Vooruit’ aangenomen, de Haagse editie van het dagblad Het Volk. In 1939 trouwde hij met Tiny de Goey, met wie hij twee kinderen kreeg. Tijdens de Tweede Wereldoorlog raakte hij betrokken bij verzetskrant Het Parool. Na de oorlog bleef hij in dienst van de krant en schreef hij bijna veertig jaar lang vrijwel dagelijks een ‘cursiefje’ onder het pseudoniem Kronkel. In deze cursief afgedrukte column beschreef hij gewone zaken op een verrassende, weemoedige en humoristische wijze. Gedurende zijn leven schreef hij meer dan tienduizend Kronkels. Vanaf 1965 las hij ook elke week voor Vara-televisie een Kronkel voor, waardoor hij razend populair werd. Jaarlijks werd een kleine selectie columns in bundels uitgegeven zoals ‘Allemaal onzin’ (1948) en ‘Kroeglopen’ (1962). Enkele Kronkels werden zelfs in collagevorm door Bert Haanstra verfilmd, als eerbetoon aan Simons’ zeventigste verjaardag.

pseudoniemen

Simon schreef ook cabaretteksten voor o.a. Wim Kan en Wim Sonneveld. Onder eigen naam, maar ook onder een van zijn vele pseudoniemen, zoals Karel Bralleput, Dominee Hanebraaier en Adri Zultvouwer, schreef hij poëzie, proza, brieven en non-fictie. Voor zijn vele werk ontving hij talloze prestigieuze prijzen, waar- onder de P.C. Hooft-prijs. Simon worstelde zijn hele leven met drank en wist in 1978 echt van de fles af te blijven. Het jarenlange drankgebruik resulteerde in een slechte gezondheid op latere leeftijd. Hij kreeg twee hartaanvallen, waarvan de laatste hem op 30 november 1987 fataal werd. Na zijn dood schreef schrijfster Renate Rubinstein ‘Mijn betere ik’, waarin ze haar jarenlange geheime liefdesrelatie met Simon beschreef. Het boek werd pas na de dood van Simons weduwe en na haar eigen zelfgekozen dood in 1991 uitgegeven.