TrosKompas

Freek Vonk

Suni (dwergantilope)

In Mozambique kom ik een paar suni’s tegen, schattige dwergantilopen die door hun kleine formaat veel vijanden hebben. Geen wonder dat ze zich in het dichte bos het meest thuis voelen!

Suni-antilopen stinken. Ze ruiken naar de muskus uit hun geurklieren, die net voor hun ogen openen. Vooral bij mannetjes - herkenbaar aan de hoorns - zijn die spleetvormige openingen heel duidelijk zichtbaar. Die geur is er niet voor niets: suni’s communiceren zo met elkaar. In de dichtbegroeide, schemerige gebieden waarin ze leven is het zicht verminderd en zijn onder andere grenzen van territoria minder goed te zien. Geurboodschappen achterlaten is dan een stuk handiger. Suni’s wrijven hun kop langs een stengel of blad, zodat het donkere, kleverige goedje erop achterblijft. Daarmee laten ze een compleet eigen, uniek stempel achter voor de volgende passant. Dat kan een ander mannetje zijn uit een naburig territorium, of een van de vrouwtjes die binnen het territorium van één mannetje leven. Mannetjes laten ook letterlijk grote boodschappen achter door hun gebied met poepstapels te versieren. De paar vrouwtjes waar ze mee samenleven, helpen hen door hun (poep)steentje bij te dragen aan de geurige hoopjes.

Klein en koel

Suni’s zijn het meest in de schemering en ’s nachts actief. En dat heeft een belangrijke reden. In de koelte hebben ze minder snel kans om uit te drogen en oververhit te raken. Voor dwergantilopen is dit namelijk een serieus gevaar. Net als bij andere kleine dieren is hun huidoppervlak groot in vergelijking tot hun lichaamsinhoud. En dat houdt in dat ze meer moeite hebben om hun lichaamstemperatuur optimaal te houden. Ze koelen sneller af, warmen sneller op en zijn gevoeliger voor extremen in temperatuur. In de gebieden waarin ze leven kan het erg warm worden, dus moeten suni’s oververhitting zien te vermijden. Zweten kan niet, omdat ze dan te veel vocht verliezen. Daarom passen ze hun gedrag aan. Slim!

 

Beeld © Getty Images