TrosKompas

Freek Vonk

Dik-dik

Terwijl ik zwetend door het gortdroge landschap van Kenia loop, hoor ik een hees gefluit vanuit de bosjes. Het is een dik-dik!

Met hun compacte formaat, enorme ogen en slurf-achtige neus zijn dik-diks fantastisch leuk om te zien. Het is een van de kleinste antilopensoorten ter wereld. Ze danken hun naam aan het bijzondere geluid dat ze maken als er gevaar dreigt. ‘’Dik dik dik’’. Zigzaggend schieten deze wandelende leeuwen-snacks naar de bosjes waar ze meteen gaan liggen met het idee: als ik niet beweeg, zien ze me vast niet… Nou, zo werkt het helaas niet altijd, vriend. Ik wacht tot de dik-dik voor me weer tevoorschijn komt. Het lijkt wel alsof zijn wiebelige neus overuren maakt! Niet alleen om te ruiken, maar ook om mee af te koelen. Het korte slurfje dient namelijk als ingebouwd airco-systeem! Hun lange neuskanalen zitten namelijk vol bloedvaatjes. Door te hijgen stroomt er lucht langs en raken ze hun overtollige warmte kwijt. Tja, je moet iets als je niet kunt zweten. Op de savanne telt elke druppel.

Er zit een luchtje aan

Dat gekke slurfje is niet het enige bijzondere wat dik-diks op hun gezicht hebben. Onder hun ogen zitten namelijk twee grote geurklieren. Ik kan ze goed zien zitten. Er loopt een dik, plakkerig stofje uit dat deze kleine smeerpijpjes achterlaten op takken van struiken en plantenstengels. Zo markeren ze hun territorium. Om iedereen te laten weten dat ze op dik-dikterrein zijn - daar mag natuurlijk geen verwarring over ontstaan - laten ze ook nog een ander spoor achter. Hun poep! Deze mini-antilopen hebben namelijk de vreemde gewoonte om op alles in hun omgeving te poepen wat nieuw is en wat sterk ruikt. De enorme drollen van een olifant, bijvoorbeeld. Als je dus kleine keutels op zo’n vezelige olifantenbolus ziet liggen, dan weet je dat er een dik-dik in de buurt is. Lekker dan!

 

Beeld © Getty Images