Van kraai tot raaf
Kraaien, kauwen, roeken en raven.Op het eerste gezicht lijken ze sprekend op elkaar, al die diepzwarte vogels, maar wat zijn nu eigenlijk de verschillen?
Kraaien zijn, net als vossen, ratten en reigers, typische cultuurvolgers. Waar wij als mensen leven en onze rotzooi achterlaten zijn ze te vinden. Op de vuilnisbelt vinden ze genoeg tussen het afval, op de boerderij pikken ze van het kuilvoer dat blootligt. Iets brutaler nog: met hun sterke snavels pikken ze het zeil van de voerkuil kapot waardoor het voer bederft. Een kraai is gitzwart, vandaar de uitdrukking ‘zwarte kraai’.
Kauwen leven meestal solitair of in kleine groepen, ze zijn kleiner dan een kraai en hebben veel meer een grijze tint. In principe zijn het net als kraaien cultuurvolgers. Je ziet ze op de weilanden vaak door elkaar, de kraaien
en de kauwen.
Poepende roeken
Roeken zijn ongeveer even groot als kraaien, maar ze onderscheiden zich door heel hecht in grote groepen te leven én in groepen te nestelen. Roeken komen bij voorkeur elk jaar weer terug naar ‘hun’ roekenbosje. Als dat roekenbosje toevallig in een woonwijk ligt, dan ben je nog niet jarig: de vogels zijn luidruchtig en poepen alles onder. Verjagen gaat heel moeilijk; het is tenslotte ‘hun’ roekenbosje.
Tot slot de raven. Enige decennia geleden zijn er ravenparen uitgezet in een aantal natuur-gebieden. Inmiddels zijn het dagelijkse verschijningen geworden. Ze vallen op doordat ze veel groter zijn dan kraaien en heel vaak met z’n tweeën of drieën rondvliegen. Ze hebben ravenzwarte veren, prachtig blinkend in de zon, en ze maken karakteristieke geluiden: wraaa, wrraaa, met een donkere, sonore stem die wel op een kilometer afstand hoorbaar is.
WEETJE
Roeken en andere kraaiachtigen pikken soms de pas gezaaide rijen mais, tot wel honderden meters, uit de grond. Ze gaan feilloos de rijen langs en weten de afstand tot de volgende korrel precies in te schatten.
Beeld: © Getty Images