TrosKompas

Freek Vonk

Woestijndoodsadder

De Australische woestijn zit vol verrassingen. Zo loop ik ineens een woestijndoodsadder tegen ‘t lijf! 

Deze slangen liggen overdag vaak verscholen in kluiten spinifexgras om op hagedissen te wachten. Woestijndoodsadders gebruiken niet alleen een flinke bak geduld, maar ook een geheim wapen om agamen en skinken in de val te lokken: het puntje van hun staart. Dat is in hinderlaag het enige deel van hun lijf dat boven het zand uitsteekt. Het smalle staartpuntje is zwart, geel of crèmekleurig en: het wriemelt. Dat is onweerstaanbaar voor hongerige hagedissen, die het voor een worm of larve aanzien. Zonder het te weten, worden ze zelf het diner. Eén beet van de doodsadder en het zenuwgif doet vliegensvlug zijn verwoestende werk.

 

Dood is doof

De naam doodsadder klinkt griezelig, en het is ook voor mensen zeker een gevaarlijke, zeer giftige slang met potent zenuwgif. Maar de herkomst van de naam is gebaseerd op een misverstand. Wanneer je doodsadders nadert, vluchten ze namelijk niet. Men dacht dat ze dan vast doof waren. ‘Deaf’ werd vervolgens verbasterd tot ‘death’. Hun gedrongen lichaamsbouw zorgt ervoor dat doodsadders minder snel zijn. En als je niet kan vluchten en al gezien bent? Dan kies je voor optie 3: vechten. Doodsadders die worden uitgedaagd, maken hun lijf platter en breder en veranderen van kleur. Zo zijn de lichtgekleurde ringen over hun lijf nog beter te zien. Als die - wat hen betreft - duidelijke waarschuwing niet helpt, halen ze uit. De beet van een doodsadder is haast pijnloos. Je merkt misschien niet eens dat je gebeten bent. Van de gevolgen merk je des te meer. Al je spieren begeven het, ook je ademhalingsspieren en je hart. Vóór de komst van antigif betekende het voor veel gebeten slachtoffers game over. Die verhaspelde naam klopt dus toch nog.

 

Foto © Getty Images